Het rioleringsnet behoort, net als het gas-, elektriciteits- en waternet, tot de zogenaamde vitale infrastructuur en is daarom onderhevig aan speciale bescherming. Door mogelijke aanvallen op dit netwerk als gevolg van de huidige gespannen politieke situatie is het onderhoud en de goede werking van dit netwerk belangrijker dan ooit geworden. Dit omvat naast reparaties bij acute defecten ook preventieve maatregelen in de vorm van regelmatige controles. Maar hoe is het afvalwater netwerk opgebouwd, welke testen en controles moeten worden uitgevoerd en wie is daarvoor verantwoordelijk?

Structuur van het rioleringsnetwerk

Het openbare rioleringsnet of riolering begint net over de grens van particulier terrein. Daar is meestal een inspectie- of revisieschacht die het overdrachtspunt vormt van de eigenaar van het onroerend goed naar het waterzuiveringsbedrijf. Het waterzuiveringsbedrijf legt de huisaansluitleiding van de hoofdriolering (hierna te noemen riool) onder de straat door naar deze schacht. Bij een storing kan van hieruit een leiding worden doorgespoeld en geïnspecteerd om te bepalen aan welke kant een storing is. In de straat of in het riool worden om de 50 m tot 100 m rioolschachten aangebracht, meestal gemaakt van kant-en-klare betonnen ringen van maat DN 1000. Deze enkele meters diepe schachten zijn te herkennen aan de bekende ronde “putdeksels” met ventilatiegaten. De rioolleidingen zijn schuin aangelegd zodat het afvalwater drukloos via zogenaamde vrijvervalleidingen naar het laagste punt van een gebied kan stromen. Er zijn twee verschillende systemen:

• Gemengd systeem: riool- en hemelwater worden afgevoerd in een gemeenschappelijke leiding. Bij hevige regenval kan dit systeem worden overbelast.

• Scheidingssysteem: Riool- en hemelwater worden in gescheiden leidingen afgevoerd.

Voordat het afvalwater, dat drukloos wegstroomt, de rioolwaterzuiveringsinstallatie bereikt voor zuivering, wordt het naar pompstations geleid. Deze bevinden zich meestal op het laagste punt van een netdeel en pompen het afvalwater van daaruit via persleidingen naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Het afvalwater van een apart netdeel kan eventueel met behulp van een pomp ook in de leiding van een naburig netdeel worden gepompt, waar het vervolgens via de gravitaire leidingen naar het volgende pompstation kan stromen. De leidingen achter een pompstation zijn altijd persleidingen en moeten daarom aan andere eisen voldoen dan de vrijvervalleidingen.
afvalwater pompstation

Er kunnen verschillende pompstations zijn:

• Kleine pompstations, gehuisvest in een PE of betonnen schacht van enkele meters diep, waarin meestal één of twee pompen zijn ondergebracht. Een klein gemaal is een grondbemalingssysteem dat als zogenaamde drukbemaling de afvoer van het afvalwater van gebouwen en grondstukken in buitengebieden of nieuwbouwgebieden onder het terugstroomniveau verzorgt.

• Hoofdgemalen, die op wat grotere schaal zijn ondergebracht in speciale schachten en veelal op het laagste punt van netwerkdelen, worden ingezet bij grote hoogteverschillen of leidingen onder sloten en rivieren.

• Grote gemalen die in een eigen gebouw zijn ondergebracht en bestemd zijn voor de afvoer van afvalwater in gemeentelijk, stedelijk of industrieel gebied.
De gemalen beschikken meestal over elektrische, meet- en regeltechniek en vaak ook datatransmissietechniek, bijv. de radiotechnologie LoRaWAN®.

Wie is verantwoordelijk voor het rioleringsnet?

Volgens de Wasserhaushaltsgesetz (WHG – Waterhuishoudingswet) zijn steden en gemeenten als rechtspersonen in beginsel verplicht om een geschikte infrastructuur voor de lozing van afvalwater en de zuivering ervan in te richten en te onderhouden. De eigendomsstructuren en daarmee de verantwoordelijkheden voor de aanleg en exploitatie van de rioleringsnetwerken zijn in Duitsland echter zeer heterogeen en variëren van kleine rioolwaterzuiveringsinstallaties op het platteland via gecombineerde drink- en rioolwaterbedrijven tot grote waterbedrijven in stedelijke gebieden, die ook beide taken op zich nemen. Net als bij de gemeentelijke nutsbedrijven, die doorgaans verantwoordelijk zijn voor de energievoorziening en soms ook voor de telecommunicatie, bezit de gemeente, stad of staat meestal een groot deel of alle aandelen in de bedrijven. In sommige delen van het land slaan districten, kleinere steden en gemeenten de handen in elkaar en richten gezamenlijk een lokale of regionale water/afvalwaterverband op.

Welke regelgeving is relevant?

Voor het plaatsen, bouwen en testen van afvalwaterleidingen geldt in Duitsland DIN EN 1610. Dit is een Europese norm met de status van nationale norm (DIN), die het installeren en testen van afvalwaterleidingen en -kanalen buiten gebouwen regelt . Aanvullende, nationale voorschriften hiervoor zijn bijv. terug te vinden in werkblad DWA-A 139. Beide voorschriften bevatten ook eisen voor dichtheidsbeproevingen aan leidingen, schachten en inspectieopeningen, die na nieuwbouw of reparatie eenmalig moeten worden uitgevoerd om een goede constructie te waarborgen in de zin van een acceptatietest.

DIN EN 1610 en het werkblad DWA-A 139 stellen eisen aan het testen van vrijvervalleidingen. Persleidingen, die bijv. achter gemalen zijn opgesteld, moeten worden getest volgens de specificaties in EN 805. Vereisten voor gebouw- en terreinafwatering, d.w.z. voor de leidingsystemen op privéterrein tot aan het overdrachtspunt, zijn gespecificeerd in de normen van de DIN 1986-reeks.

Terugkerende inspecties van in bedrijf zijnde afvoersystemen met het oog op de beoordeling van de staat en het onderhoud zijn beschreven in de voorschriften DIN 1986-30 voor gebouwen en objecten en in DIN EN 752 voor systemen buiten gebouwen, dus ook het openbare rioleringsnet.

afvalwater schacht
Bij het betreden van schachten zijn voorschriften of regels van de Deutschen Gesetzlichen Unfallversicherung (DGUV – Duitse Sociale Ongevallenverzekering) van toepassing. Met name de DGUV-regels 113-004 en 103-003. Daarin is onder meer beschreven wanneer en hoe vrijgavemetingen moeten worden uitgevoerd en welke beschermingsmaatregelen moeten worden genomen voordat een schacht wordt betreden.
Daarnaast is er de DGUV 313-002 voor de opleiding tot specialist in vrijgavemeting en in het gebruik van gaswaarschuwingsapparatuur. Alvorens een schacht te betreden dient door de verantwoordelijke exploitant een risicoanalyse te worden uitgevoerd en de genoemde maatregelen te worden vastgelegd in een vergunning of werkinstructies.
Voorkomende gevaren zijn het risico van vallen en gevaren door stoffen (explosieve of giftige gassen, zuurstofgebrek, enz.). Aangezien schachten worden beschouwd als een Ex-zone, moeten hiervoor speciale risicobeoordelingen en werkinstructies worden opgesteld. De pompstations zijn te beschouwen als technische installaties in explosiegevaarlijke zones. Voor elk pompstation moet een explosieveiligheidsdocument worden opgesteld, dat periodiek door een onafhankelijke auditor moet worden gecontroleerd. Ook bijbehorende schachten kunnen in deze documenten worden opgenomen.
afvalwater put

Wat zijn de huidige uitdagingen omtrent afvalwater?

Doordat de regelgeving steeds gedetailleerder en strenger wordt en de eisen aan het personeel in de afvalwatersector toenemen, maar er tegelijkertijd steeds minder deskundig geschoold personeel beschikbaar is, staat de branche voor enorme uitdagingen. Daarbij is water een schaars goed en neemt de vervuiling van het water, bijvoorbeeld door verontreiniging met medicijnresten, toe. Dit verhoogt de eisen aan de behandeling van het afvalwater.
Niet in de laatste plaats vanwege de inmiddels alomtegenwoordige discussie over klimaatbescherming, de drastisch gestegen energiekosten en het toegenomen risico op cyberaanvallen in het kader van de digitalisering, moet ook de afvalwaterindustrie opnieuw nadenken en zich gedeeltelijk herpositioneren.

Ook de dichtheid van het rioleringsnet speelt een belangrijke rol. Extra watertoevoer van bijv. grondwater in defecte rioolbuizen moet uiteindelijk op dezelfde manier worden gezuiverd als het eigenlijke afvalwater en veroorzaakt dus extra kosten in de zuiveringsinstallatie. Daarnaast moet het extra water via alle stroomafwaarts gelegen pompstations naar de zuiveringsinstallatie worden gepompt, wat leidt tot stijgende energiekosten.

Het voldoen aan de voorgeschreven dichtheidstesten na de installatie van een afvoersysteem volgens DIN EN 1610 biedt in dit verband een groot besparingspotentieel.

Ook een hogere mate van automatisering en uitgebreidere mogelijkheden voor monitoring op afstand kunnen helpen om gerichter onderhoud aan de systemen uit te voeren. Door de veelal zeer (tijds)intensieve en daardoor dure testen in combinatie met een gebrek aan personeel, kunnen voorgeschreven en soms daadwerkelijk noodzakelijke testen op veel plaatsen niet tijdig worden uitgevoerd. In het ergste geval leidt dit tot schade aan systemen die bij tijdig testen of inspectie voorkomen had kunnen worden en dus kosten bespaard.